![](/epubstore/H/K-Harrison/Heksen-en-demonen/OEBPS/Images/achttien.jpg)
'Ik denk dat ik de stank van die zak nooit meer uit mijn neus krijg.' Jenks nam een dramatische hap avondlucht.
'Tas,' zei ik, en ik hoorde het woord als een zacht piepje uit mijn mond komen. Het was het enige wat ik kon uitbrengen. Ik had meteen herkend waar de tas van Ivy's moeder naar rook en het idee dat ik er een groot deel van de dag in had doorgebracht bezorgde me kippenvel.
'Heb jij ooit zoiets geroken?' vervolgde Jenks monter.
'Jenks, houd je kop.' Piep, piep, tjirp. Ik had helemaal geen zin om te gaan zitten raden wat een vamp allemaal meenam wanneer ze op jacht ging. Ik deed heel erg mijn best om niet aan Tabel 6.1 te denken.
'Nee-ee-ee,' zei hij. 'Het was meer een muskusachtig, metalig soort... o.' Maar de avondlucht was gelukkig wel aangenaam. Het liep tegen tienen en Trents tuin had die volle geur van optrekkend vocht. De maan was een dun schijfje, verscholen achter de bomen. Jenks en ik hadden ons achter een stenen bankje in het struikgewas verstopt. Ivy was al lang naar huis.
Ze had vanmiddag net gedaan alsof ze niet lekker werd en had haar tas onder dit bankje geschoven. Toen ze beweerde last te hebben van een lage bloedsuikerspiegel, had de helft van de mannen die deelnamen aan de rondleiding aangeboden naar het tuinpaviljoen te rennen om een koekje voor haar te halen. Ik had onze aanwezigheid bijna verraden door mijn lachbuien om Jenks' onophoudelijke, overdreven dramatische parodie van wat er zich buiten de tas afspeelde. Ivy was vertrokken in een werveling van mannelijke zorgzaamheid. Ik had niet geweten of ik moest lachen of me zorgen moest maken om het gemak waarmee zij ze om de tuin had geleid.
'Dit voelt net zo fout als Oom Vamp op een sweet-sixteenfeestje,' zei Jenks terwijl hij uit de schaduw tevoorschijn kwam en het pad opliep. 'Ik heb de hele middag nog geen vogel gehoord. En ook geen elfen en feeën.' Hij tuurde vanonder zijn hoed naar de inktzwarte hemel.
'Kom op,' piepte ik, terwijl ik het verlaten pad afkeek. Ik zag alleen maar grijstinten en was daar nog steeds niet aan gewend.
'Volgens mij zijn hier helemaal geen elfen of feeën,' vervolgde Jenks. 'Terwijl een tuin zo groot als deze met gemak plaats biedt aan vier clans. Wie zorgt hier voor de planten?'
'Misschien moeten we die kant op,' zei ik. Ik wist dat hij me niet kon verstaan, maar voelde toch de behoefte om te praten.
'Inderdaad,' zei hij, zijn eenzijdige conversatie gewoon voortzettend. 'Sukkels. Onhandige stommelingen met worstvingers die een zieke plant uit de grond rukken in plaats van hem een portie potas te geven. Eh, met uitzondering van het aanwezige gezelschap natuurlijk,' voegde hij eraan toe.
'Jenks,' tjirpte ik, 'je bent me er eentje.'
'Maar dat spreekt vanzelf.'
Ik vertrouwde niet helemaal op Jenks' overtuiging dat hier geen elfen of feeën waren en verwachtte eigenlijk elk moment door hen overvallen te worden. Ik had met eigen ogen de gevolgen van een schermutseling tussen elfen en feeën gezien en voelde er weinig voor zoiets aan den lijve te ondervinden. En al helemaal niet zolang ik zo groot was als een eekhoorntje.
Jenks keek omhoog en tuurde naar de bovenste takken terwijl hij zijn hoed recht zette. Hij had me eerder al verteld dat de hoed knalrood was en dat zo'n opvallende kleur voor een elf de enige verdediging was bij het betreden van de tuin van een andere clan. Het was een bewijs dat je geen kwaad in de zin had en snel weer zou vertrekken. Nadat we Ivy's tas hadden verlaten, had hij me bijna gek gemaakt met zijn constante gefriemel eraan. En de hele middag achter een bankje zitten had mijn zenuwen ook al geen goed gedaan. Jenks had bijna de hele dag liggen slapen en was pas wakker geworden toen de zon de onzichtbare horizon naderde.
Heel even ging er een gevoel van opwinding door me heen. Ik verdrong het meteen, tjirpte om Jenks' aandacht en ging op de geur van vloerbedekking af. De tijd in Ivy's tas, en daarna onder het bankje, had Jenks een wereld van goed gedaan. Toch bleef hij wat achter. Bang dat iemand het geluid van zijn moeizame vleugelslag zou horen, bleef ik staan en gebaarde ik Jenks dat hij op mijn rug moest klimmen.
'Wat is er, Rache,' zei hij, zijn hoed omlaag trekkend, 'heb je jeuk?'
Ik knarsetandde. Ik zat op mijn achterpoten en wees naar hem en vervolgens naar mijn schouders.
'Vergeet het maar.' Hij keek naar de bomen. 'Ik laat me niet ronddragen als een baby.'
Hier heb ik dus echt geen tijd voor, dacht ik. Ik wees nog een keer, ditmaal recht omhoog. Het was ons afgesproken teken dat hij naar huis moest. Jenks kneep zijn ogen halfdicht en ik ontblootte mijn tanden. Verrast deinsde hij terug.
'Goed, goed,' mopperde hij. 'Maar als je het tegen Ivy vertelt, zweer ik je dat ik je een week lang elke avond met elfenstof kom bestrooien. Begrepen?' Ik voelde zijn te verwaarlozen gewicht op mijn schouders en hij greep zich vast aan mijn pels. Het was een vreemd gevoel en ik vond het niet prettig. 'Kalm aan,' mompelde hij, zich kennelijk ook niet erg op zijn gemak voelend.
Afgezien van zijn stevige greep op mijn pels, voelde ik bijna niets van hem. Ik rende zo snel als ik durfde. Ik vond het een akelig idee dat we wellicht in de gaten werden gehouden door vijandige ogen met feeënstaal en ik verliet meteen het pad. Hoe eerder we binnen waren, hoe beter. Mijn oren en neus maakten overuren. Ik kon alles ruiken en dat was niet zo prettig als je zou denken.
Bij elke windvlaag bewogen de bladeren, zodat ik verstijfde of dieper wegdook tussen de struiken. Jenks zong binnensmonds een nogal irritant liedje. Iets over bloed en madeliefjes.
Aarzelend baande ik me een weg door een barrière van losse stenen en braamstruiken. Ik hield mijn tred in. Er was iets veranderd. 'De planten zijn anders,' zei Jenks, en ik knikte.
De bomen waar ik heuvelafwaarts tussendoor liep waren opvallend veel ouder. Ik rook maretak. In deze oude, vruchtbare aarde stonden stevig gewortelde planten. Geur leek hier belangrijker dan schoonheid. I Iet smalle pad dat ik had gevonden bestond uit aangestampte aarde, in plaats van klinkers. Het werd zodanig overwoekerd door varens dat er op een gegeven moment nog maar één persoon kon passeren. Ik hoorde ergens water stromen. Behoedzaam vervolgden we onze weg, tot een bekende geur me verschrikt deed stilstaan. Earl Grey-thee.
In de schaduw van een boslelie bleef ik roerloos staan en zocht de geur van mensen. Het enige geluid dat ik hoorde was dat van de nachtelijke insecten. 'Daar,' fluisterde Jenks. 'Op dat bankje staat een kopje.' Hij liet zich van mij afglijden en verdween in de schaduwen.
Met trillende snorharen en gespitste oren sloop ik verder. Er was niemand te bekennen. In een vloeiende beweging klom ik op het bankje. Er zat nog een slokje thee in het kopje en de rand was bedekt met dauw. De stille aanwezigheid ervan was echter net zo veelzeggend als de verandering in plantenleven. We hadden de openbare tuinen achter ons gelaten. We bevonden ons in Trents achtertuin.
Jenks landde op het oor van het kopje en zette zijn handen op zijn heupen. 'Niets,' mopperde hij. 'Ik ruik helemaal niks aan een theekopje. Ik moet naar binnen.'
Ik sprong met het grootste gemak van het bankje. De geur van bewoning was links iets sterker en wij volgden het pad door de varens. Algauw werd de geur van meubilair, vloerbedekking en elektronica heel doordringend en het was dan ook geen verrassing dat we op een gegeven moment voor een zonneveranda stonden. Toen ik omhoogkeek zag ik de omtrekken van een soort pergola die werd overwoekerd door een 's nachts bloeiende klimplant, die met zijn geur boven de stank van mensen uit probeerde te komen.
'Rachel, wacht!' riep Jenks uit en hij gaf een ruk aan mijn oor toen ik aanstalten maakte op de met mos begroeide planken te stappen. Er gleed iets langs mijn snorharen en ik bleef staan en streek er met mijn voorpoten overheen. Het was kleverig. Het bleef aan mijn poten hangen en ik plakte er per ongeluk mijn oren mee over mijn ogen. In paniek ging ik op mijn achterpoten zitten. Ik zat vast!
'Niet wrijven, Rache,' zei Jenks op dringende toon. 'Stil blijven zitten.'
Maar ik zag niets. Mijn hart bonkte in mijn lijf. Ik wilde gillen, maar mijn mond zat dichtgeplakt. Ik rook de geur van ether. Bij het horen van een irritant gegons sloeg ik in doodsangst om me heen. Ik kreeg amper lucht! Wat was dit in vredesnaam voor spul?
'Krijg nou de Grote Ommekeer,' siste Jenks. 'Houd op met knokken, Morgan. Ik haal die troep van je af.'
Ik floot mijn instincten terug en ging op de grond zitten, mijn ademhaling snel en oppervlakkig. Een van mijn poten zat aan mijn snorharen geplakt en dat deed pijn. Ik kon mezelf er maar nauwelijks van weerhouden door het zand te gaan liggen rollen.
'Oké.' Ik voelde het geruis van Jenks' vleugels. 'Ik ga nu je oog aanraken.'
Mijn voorpoten beefden toen hij het spul van een van mijn oogleden trok. Hij deed het heel handig en voorzichtig, maar naar de hoeveelheid pijn te oordelen, rukte hij mijn halve ooglid eraf. Toen was het opeens weg en kon ik weer zien. Ik gluurde door één oog en zag Jenks zijn handpalmen tegen elkaar wrijven, met een klein bolletje ertussen. Het elfenstof dwarrelde van hem af en gaf hem een vreemde gloed. 'Zo beter?' vroeg hij, mij aankijkend.
'Dat kun je wel zeggen, ja,' piepte ik. Het kwam er nog onverstaanbaarder uit dan anders, aangezien mijn mond nog steeds dichtgeplakt zat.
Jenks gooide het bolletje weg. Het was dat kleverige spul, bedekt door een laagje stof. 'Als je nu even stil blijft zitten, heb ik de rest van dat spul er sneller af dan Ivy een aura kan trekken.' Hij plukte aan mijn pels en draaide kleine bolletjes van de kleeftroep. 'Sorry,' zei hij, toen ik een gil gaf omdat hij aan mijn oor trok. 'En ik had je nog wel gewaarschuwd.'
'Wat?' tjirpte ik en hij leek me zowaar te verstaan.
'Voor die kleverige zijde.' Met een harde ruk trok hij een pluk van mijn haar uit mijn lijf. 'Zo hebben ze mij gisteren ook gevangen,' zei hij boos. 'Trent heeft het plafond in zijn hal ongeveer vanaf manshoogte volgehangen met kleefzijde. Het is heel kostbaar spul. Het verbaast me dat hij het op nog meer plekken gebruikt.' Jenks fladderde naar mijn andere kant. 'Het is een elfen- en feeënafweermiddel. Je kunt het er wel weer afkrijgen, maar dat kost tijd. Ik wil wedden dat het helemaal over de bomen gespannen is. Daarom zie je hier niets wat vliegt.'
Ik bewoog mijn staart om te laten zien dat ik het begreep. Ik had wel eens van kleefzijde gehoord, maar er nooit bij stilgestaan dat ik er zelf mee te maken zou kunnen krijgen. Voor alles wat groter was dan een kind, voelde het als een spinnenweb.
Toen hij eindelijk klaar was voelde ik aan mijn neus, me afvragend of hij nog dezelfde vorm had. Jenks zette zijn hoed af en schoof die onder een steen. 'Had ik mijn zwaard maar meegenomen,' zei hij. De territoriumstrijd tussen elfen en feeën was zo heftig dat ik, nu Jenks zijn opvallende hoed had weggestopt, er mijn leven onder durfde te verwedden dat de tuin volledig elfen- en feeënvrij was.
De enigszins onderdanige houding die hij de hele middag tentoon had gespreid verdween als sneeuw voor de zon. Wat hem betreft was deze hele tuin nu waarschijnlijk van hem, simpelweg omdat er niemand was om het tegendeel te beweren. Hij kwam met zijn handen op zijn heupen naast me staan en overzag de veranda.
'Moet je kijken,' zei Jenks, terwijl hij een wolk elfenstof uitstrooide. Zijn vleugels bliezen het glimmende stof naar de veranda. Midden in de lucht leek de vage gloed opeens te stoppen. Als bij toverslag kleefde het zich vast aan de zijde, zodat er opeens een soort net zichtbaar werd. Jenks wierp me een zijdelingse tevreden blik toe. 'Het is maar goed dat ik Matalina's schaar heb meegenomen,' zei hij, de schaar met de houten ogen uit zijn zak halend. Met doelbewuste tred liep hij naar het glanzende net en knipte er een gat in ter grootte van een nerts. 'Na u,' gebaarde hij plechtig en ik glipte de veranda op.
Mijn hart sloeg een slag over van opwinding, maar verviel vervolgens weer in zijn normale, rustige tempo. Het was gewoon een opdracht als alle andere, hield ik mezelf voor. Emotie was iets wat ik me niet kon veroorloven. Ik moest er gewoon maar niet aan denken dat mijn leven op het spel stond. Mijn neus trilde, op zoek naar de geuren van mens of Inderlander. Niets.
'Volgens mij is het een privékantoor,' zei Jenks. 'Kijk maar, daar staat een bureau.'
Kantoor? dacht ik, en ik voelde mijn harige wenkbrauwen omhooggaan. Het was een veranda. Of toch niet? Jenks vloog zo opgewonden als een hondsdolle vleermuis rond. Ik volgde in een wat rustiger tempo. Na een meter of acht ging de bemoste houten vloer over in een gespikkelde vloerbedekking die aan drie zijden werd omsloten door muren. Overal stonden goed verzorgde potplanten. Het kleine bureau tegen de muur zag er niet uit alsof er veel aan werd gewerkt. Verder stonden er een barmeubel, een bank en een paar stoelen, zodat de kamer een prima plek was om een beetje te ontspannen of wat licht werk te doen. De kamer was een stukje buiten, een gevoel dat nog werd versterkt door het feit dat hij overging in de schaduwrijke veranda en vervolgens in de tuin.
'Hé,' zei Jenks opgewonden. 'Kijk eens wat ik heb gevonden.'
Ik draaide me om van de orchideeën waar ik jaloers naar had staan kijken en zag Jenks boven een uitgebreide geluidsinstallatie zweven. 'Dit was in de muur verborgen,' legde Jenks uit. 'Moet je zien.' Hij vloog met zijn voeten naar voren tegen een knop in de muur. Onmiddellijk gleden de speler en de bijbehorende cd's weer terug in de muur. Helemaal verrukt deed Jenks het nog een keer en daar was de apparatuur weer. 'Ik vraag me af waar die knop voor is,' zei hij, en hij schoot, aangetrokken door de belofte van nieuw speelgoed, de kamer door.
Trent, zag ik, bezat meer cd's dan een studentenhuis: pop, klassiek, jazz, new age en zelfs wat van die headbangersmuziek. Wat er niet bij zat was disco, en mijn respect voor hem steeg enigszins.
Verlangend liet ik mijn voorpoot over een exemplaar van Takatas Sea glijden. De cd zonk weg in de speler en ik deinsde achteruit. Geschrokken sprong ik omhoog om met krassende nageltjes op de knop te drukken en alles weer in de muur te laten verdwijnen.
'Hier is niets te vinden, Rache. Kom, dan gaan we.' Jenks keek veelzeggend naar de deur en landde op de deurknop. Maar pas toen ik er ook op sprong om mijn gewicht eraan toe te voegen klikte hij open. Ik viel met een pijnlijke bons op de grond. Eén ademloos moment lang bleven Jenks en ik bij de kier staan wachten.
Met mijn neus duwde ik de deur ver genoeg open om Jenks erdoor te laten. Even later was hij weer terug. 'Het is een gang,' zei hij. 'Kom maar. Ik heb de camera's al vastgezet.'
Hij verdween weer door de opening en ik volgde hem. Ik had mijn volle gewicht nodig om de deur weer dicht te trekken. De klik van het slot klonk keihard en ik kromp ineen, hopend dat niemand het had gehoord. Ik hoorde water stromen en het geritsel van nachtdieren dat via onzichtbare speakers naar binnen kwam. Ik zag meteen dat het de gang was waar ik gisteren ook was geweest. De geluiden waren er toen waarschijnlijk ook al, maar zo zacht dat ze alleen waarneembaar waren met de oren van een knaagdier. Ik knikte begrijpend. Jenks en ik hadden Trents privékantoor gevonden, waar hij zijn 'speciale' gasten ontving.
'Welke kant?' fluisterde Jenks, naast mij zwevend. Of zijn vleugel was weer helemaal hersteld, óf hij wilde niet op de rug van een nerts gezien worden. Ik liep zelfverzekerd de gang in. Bij elke splitsing koos ik de minst aantrekkelijke en meest steriel ogende weg. Jenks vormde de voorhoede en zette elke camera een kwartier stil, zodat wij onopgemerkt zouden blijven. Gelukkig werkte Trent met een menselijke klok - in elk geval in het openbaar - en was het gebouw uitgestorven. Althans, dat dacht ik.
'Shit,' fluisterde Jenks op hetzelfde ogenblik dat ik bevroor. Verderop in de gang klonken stemmen. Mijn hart sloeg op hol. 'Rennen!' zei Jenks op dringende toon. 'Nee! Naar rechts. Die stoel daar en die potplant.'
Ik sprong naar voren. Ik rook de geur van citrus en terracotta en verschool me achter de aardewerken bloempot terwijl ik zachte voetstappen naderbij hoorde komen. Jenks fladderde omhoog om zich tussen de takken van de plant zelf te verbergen.
'Zoveel?' Trents stem klonk pijnlijk scherp in mijn gevoelige oren en op dat moment kwam hij met nog iemand anders de hoek om lopen. 'Zoek uit wat Hodgkin doet om zo'n toename in productiviteit te krijgen. Als het iets is wat volgens jou op andere locaties kan worden toegepast, wil ik een verslag.'
Ik hield mijn adem in toen Trent en Jonathan langsliepen.
'Goed, Sa'han.' Jonathan krabbelde op een elektronisch notitieblok. 'Ik ben klaar met het doorlichten van potentiële sollicitanten voor de functie van uw secretaresse. Het zou vrij eenvoudig moeten zijn om uw agenda morgenochtend vrij te maken. Hoeveel wilt u er ontvangen?'
'O, beperk het maar tot de drie die jou het meest geschikt lijken en eentje die je minder geschikt lijkt. Zitten er nog bekenden bij?'
'Nee. Ik moest ditmaal buiten de staat zoeken.'
'Had jij vandaag niet een vrije dag, Jon?'
Het bleef even stil. 'Omdat u op het moment geen secretaresse hebt, leek het me beter te komen werken.'
'Aha,' zei Trent met een gemoedelijk lachje terwijl zij de hoek om liepen. 'Dus je hebt een goede reden haast te maken met de sollicitatiegesprekken.'
Jonathans ontkenning was nauwelijks verstaanbaar en even later waren zij uit mijn gezichtsveld verdwenen.
'Jenks,' piepte ik. Geen antwoord. 'Jenks!' piepte ik nogmaals, me afvragend of hij iets stoms had gedaan, zoals hen achternagaan of zoiets.
'Ik ben er nog,' mompelde hij en ik slaakte een zucht van verlichting. De plant trilde toen hij langs het stammetje omlaag klauterde. Hij ging met bungelende voeten op de rand van de pot zitten. 'Ik heb hem goed kunnen ruiken,' zei hij en ik ging verwachtingsvol op mijn achterpoten zitten.
'Ik weet niet wat hij is.' Jenks' vleugels kregen een naargeestige kleur blauw toen zijn bloedsomloop vertraagde en zijn stemming versomberde. 'Hij ruikt grassig, maar niet zoals een heks. Er is geen spoortje ijzer te bekennen, dus een vamp is hij niet.' Ik zag aan Jenks' ogen dat hij er niets van begreep. 'Ik voelde dat zijn lichaamsritmes aan het vertragen waren, hetgeen betekent dat hij 's nachts slaapt. Dus kunnen we Weren of andere nachtelijke Inderlanders ook wegstrepen. Verdomd, Kachel. Ik kan zijn geur echt niet thuisbrengen. En weet je wat nog vreemder is? Die vent die hij bij zich had? Die ruikt net als Trent. Het moet een soort bezwering zijn.'
Mijn snorharen trilden. Vreemd was het juiste woord niet. 'Piep,' zei ik, wat kon worden vertaald als: 'Het spijt me.'
'Ja, je hebt gelijk.' Hij steeg op trage libellenvleugels op en zweefde naar het midden van de gang. 'We moeten doen waarvoor we gekomen zijn en maken dat we hier wegkomen.'
Er ging een schok door me heen. Hier wegkomen, dacht ik, de bescherming van de citrusboom verlatend. Ik wilde wedden dat we hier niet op dezelfde manier konden wegkomen als we gekomen waren. Maar dat was een zorg voor later, nadat ik in Trents kantoor had ingebroken. De matglazen deuren die we passeerden waren zwart en leeg. Er werd niet overgewerkt. Trents houten deur was natuurlijk op slot.
Jenks ging aan de slag, snel en geruisloos. Het slot was elektronisch en na wat gepruts aan het paneel dat aan de deur was bevestigd, klikte het slot en ging de deur open. 'Standaardslot,' zei Jenks. 'Dat had Jax ook gekund.'
Ik hoorde het zachte gemurmel van de bureaufontein. Jenks ging als eerste naar binnen om met de camera te knoeien voordat ik hem volgde.
'Nee, wacht,' piepte ik toen hij met gestrekte benen op het lichtknopje afvloog. Meteen baadde de kamer in een felle gloed. 'Hé!' piepte ik, mijn gezicht achter mijn poten verbergend.
'Sorry.' Het licht ging uit.
'Doe het licht boven het aquarium liever aan,' tjirpte ik, terwijl ik mijn best deed nog iets te zien met mijn lichtgevoelige ogen. 'Het aquarium,' herhaalde ik zinloos, terwijl ik op mijn achterpoten zakte en wees.
'Rache. Doe nu niet zo dom. Je hebt geen tijd om te eten.' Toen aarzelde hij en liet zich een paar centimeter zakken. 'O! Het licht. Hé, goed idee.'
Het licht kwam flikkerend tot leven en wierp een zachtgroene gloed over Trents kantoor. Ik klauterde op zijn draaistoel en vervolgens op het bureau, bladerde onhandig een paar maanden terug in zijn agenda en scheurde er een bladzijde uit. Met luid bonkend hart gooide ik het velletje papier op de grond en sprong er zelf achteraan.
Met trillende snorharen peuterde ik de bureaulade open en vond de diskettes. Ik had het wel iets voor Trent gevonden om alles te hebben verplaatst. Misschien, dacht ik met gewonde trots, vond hij me niet zo'n ernstige bedreiging. Ik pakte de diskette met het opschrift ALZHEIMER, liet me terugzakken op het tapijt en gooide mijn hele gewicht tegen de lade om hem te sluiten. Het bureau was gemaakt van prachtig kersenhout en opeens moest ik eraan denken hoe misplaatst mijn eigen multiplex bureau binnenkort tussen Ivy's spullen zou staan.
Ik ging op mijn achterpoten zitten en gebaarde naar Jenks om het touwtje. Jenks had het papier al opgevouwen tot een pakketje dat hij net kon dragen en zodra hij de diskette aan mij had vastgebonden konden we weg.
'Het touwtje, bedoel je?' Jenks stak zijn hand in zijn zak.
Opeens ging het grote licht aan. Ik dook als verstijfd in elkaar. Met ingehouden adem gluurde ik onder het bureau door naar de deur. In het licht dat vanuit de gang naar binnen viel zag ik twee paar schoenen - een paar zachte slippers en een paar ongemakkelijke leren schoenen.
'Trent,' zei Jenks zonder geluid te maken terwijl hij met het opgevouwen stuk papier naast mij landde.
Jonathans stem klonk boos. 'Ze zijn weg, Sa'han. Ik zal alarm slaan.'
Er klonk een korte zucht. 'Doe dat. Dan zal ik kijken wat ze hebben meegenomen.'
Mijn hart ging als een razende tekeer en ik kroop diep weg onder het bureau. De leren schoenen maakten rechtsomkeert en liepen de gang in. De adrenaline stroomde door mijn bloed en even overwoog ik om het erop te wagen, maar ik kon niet rennen met een diskette tussen mijn voorpoten. En ik weigerde hem achter te laten.
De deur van Trents kantoor ging dicht en ik kon me wel voor mijn kop slaan voor mijn aarzeling. Ik kroop achteruit naar het achterpaneel van het bureau. Jenks en ik keken elkaar aan. Ik gaf hem het teken om naar huis te gaan en hij knikte heftig. We maakten ons zo klein mogelijk toen Trent om het bureau heen liep en voor zijn aquarium bleef staan.
'Hallo, Sophocles,' fluisterde Trent. 'Wie was het? Kon je het me maar vertellen.'
Hij droeg dit keer geen colbert, hetgeen hem een veel informeler voorkomen gaf. Bij elke beweging die hij maakte zag ik de getrainde schouderspieren onder zijn lichtgewicht overhemd opbollen. Met een diepe zucht ging hij in zijn stoel zitten. Zijn hand ging naar de la met diskettes en ik voelde mezelf helemaal slap worden. Ik slikte moeizaam toen ik opeens besefte dat hij het eerste nummer van Takata's Sea zat te neuriën. Verdomme. Ik had mezelf verraden.
'Is it no wonder the newborn cry?' zei Trent, de tekst voor zich uit fluisterend. 'The choice was real. The chance is a lie!'
Toen zweeg hij, met zijn vingers op de diskettes. Langzaam duwde hij met één voet de lade dicht. Ik schrok van de zachte klik. Hij schoof wat dichter naar het bureau toe en ik hoorde het geluid van de agenda die over het bureaublad werd geschoven. Hij was zo dichtbij dat ik de buitenlucht aan hem kon ruiken. 'O,' zei hij verrast. 'Kijk eens aan.'
'Quen!' zei hij luid.
In verwarring keek ik Jenks aan, totdat er uit een verborgen luidspreker een mannelijke stem door de kamer galmde. 'Sa'han?'
'Laat de honden los,' zei Trent. Zijn stem zinderde van macht en ik voelde een rilling door me heen gaan.
'Maar het is geen volle —'
'Laat de honden los, Quen,' herhaalde Trent, met een stem die niet harder klonk maar waaruit wel een diepe woede sprak. Onder zijn bureau begon zijn voet ritmisch te tikken.
'Zeker, Sa'han.'
Trents voet stond stil. 'Wacht.' Ik hoorde hem diep inademen, alsof hij de lucht proefde.
'Sir?' klonk de verborgen stem.
Trent snoof opnieuw. Langzaam rolde hij zijn stoel naar achteren. Mijn hart bonkte en ik hield mijn adem in. Jenks fladderde omhoog om zich achter de achterkant van een late verbergen. Ik verstijfde toen Trent opstond, een paar stappen naar achteren deed en zich bukte. Ik kon nergens heen. Trents ogen ontmoetten de mijne en hij glimlachte. Ik was verlamd van angst. 'Laat maar,' zei hij zacht.
'Goed, Sa'han.' De luidspreker zweeg.
Ik staarde Trent aan en had het gevoel dat ik uit elkaar zou barsten.
'Juffrouw Morgan?' zei Trent met een beleefd knikje en ik rilde. 'Ik wilde dat ik kon zeggen dat het mij een genoegen was.' Al glimlachend kroop hij langzaam naar voren. Ik ontblootte mijn tanden en piepte. Met een frons trok hij zijn hand terug. 'Kom daar maar onder vandaan. U hebt daar iets wat van mij is.'
Ik voelde de aanwezigheid van de diskette achter me. In luttele seconden veranderde ik van een succesvol dievegge in de dorpsgek. Hoe had ik kunnen denken dat ik hiermee weg kon komen? Ivy had gelijk gekregen.
'Kom maar, juffrouw Morgan,' zei hij, zijn hand onder het bureau stekend.
Ik sprong in de lege ruimtes achter de laden en probeerde weg te komen. Trent stak zijn arm uit en ik piepte toen ik opeens bij mijn staart werd gegrepen. Mijn nagels krasten over de vloer toen hij begon te trekken. Doodsbang draaide ik me om en zette mijn tanden in het vlezige deel van zijn hand.
'Jij canicula!' schreeuwde hij, terwijl hij mij hulpeloos spartelend naar zich toe trok. Hij stond op en de wereld draaide om me heen. Hij schudde zijn hand heen en weer en smeet me op het bureau. Ik zag sterren en proefde de vage kaneelsmaak van zijn bloed. Door de pijn in mijn hoofd ontspanden mijn kaken en liet ik zijn hand los, zodat ik alleen nog aan mijn staart bungelde.
'Laat haar los!' hoorde ik Jenks schreeuwen.
De wereld draaide en draaide. 'Je hebt je insect meegenomen,' zei Trent kalmpjes, terwijl hij met zijn vlakke hand tegen een paneel van zijn bureau sloeg. De flauwe geur van ether drong in mijn neusgaten.
'Maak dat je wegkomt, Jenks!' piepte ik, toen ik de geur van kleverig web herkende.
Toen ging de deur open en stond Jonathan geschrokken in de deuropening. 'Sa'han!'
'Doe die deur dicht!' riep Trent.
Ik kronkelde me wanhopig in allerlei bochten om te ontsnappen. Net toen mijn tanden zich om Trents duim sloten zag ik Jenks naar buiten schieten. 'Verdomme, kleine heks!' riep Trent uit en hij smeet mij tegen de muur. Ik zag opnieuw sterren, die wegstierven tot donkere kolen. De kolen werden steeds groter en ik keek als verdoofd toe hoe ze langzaam mijn hele gezichtsveld innamen totdat er niets anders meer was. Ik had het warm en kon me niet bewegen.
Nu ging ik dood.
Dat kon niet anders.